Hoekig onbehagen

Bij het bekijken van de foto’s op deze tentoonstelling viel het me op dat er – op een of twee na – bijna geen foto’s bij zijn waar het over mensen gaat. Op een aantal zijn wel mensen te zien, maar die zijn telkens ondergeschikt aan de omgeving waarin ze zich bevinden. Dat trof me, omdat ik weet dat Wim wel degelijk ook een mensenfotograaf is. En dat betekent dus dat hij bij het samenstellen van deze collectie dezelfde scherpe en strenge selectieprincipes heeft gebruikt die hij bij het maken van elke foto hanteert.

 
Bij al die foto’s was er één waaraan mijn oog telkens opnieuw bleef hangen, die van een landschap op de Lofoten. Niet omdat ik het zo’n mooie foto vind, maar omdat hij iets uitgesproken ongemakkelijks heeft. Het is een foto die irriteert, die tergt, die stookt in je hoofd. Ik vroeg me natuurlijk af waardoor dat komt. En toen viel me op dat ik nog nooit een foto heb gezien waar zoveel driehoeken in zitten. Dat is vreemd voor een landschapsfoto. Het stikt ervan. Om te beginnen zijn er die bergen in het midden. En tegelijkertijd heb je die twee weggetjes die weglopen in de verte. Het is een beeld-echo, een verdubbeling van de bergen, maar hij botst, want de bergen zijn echte driehoeken terwijl deze driehoeken alleen maar ontstaan door de perspectiefwerking.

Diezelfde perspectiefwerking zorgt ervoor dat het driehoekige vlak met gele bloemen er nu juist niet uitziet als een driehoek. Of toch wel? Als je verder kijkt zitten er nog veel meer in. Links en rechts zitten er driehoeken in de compositie; daar wordt telkens een zijde geleverd door de randen van de afbeelding. Zelfs die vlag aan de paal rechts doet op het eerste gezicht aan als een driehoek, al is het vast een gewone rechthoekige vlag. En dan zijn er natuurlijk die vier haaietanden op de voorgrond, die ook nog weer met hun scherpe punten in je oog prikken.

Ik koester het aan zekerheid grenzende vermoeden dat de fotograaf dit alles bij het maken van de foto – al dan niet bewust – heeft geregistreerd. In elk geval heeft hij zijn standpunt zo gekozen dat al die symmetrieën ontstonden, en toen nog een stapje naar achteren gedaan om de haaietanden er ook nog op te krijgen.

 
Dat maakt dat deze foto zo schuurt. Het natuurlijke contrasteert met het kunstmatige. De hand van de mens heeft hier letterlijk paal en perk aan het schitterende landschap gesteld. Het prachtige bloemenveld wordt doorsneden door twee rechte stroken asfalt. De huisjes zijn blokkendozen. Masten en palen trekken streepjes. Het is dat er wolken om de bergen hangen, anders zou je de indruk krijgen dat zelfs die met liniaal en stanleymes uit een enorm stuk karton zijn gesneden en rechtop tegen de horizon gezet zijn. Er is panoramawerking, maar ook weer niet, want het panoramische is totaal ingekaderd.

Dat laatste is het aandeel van de fotograaf. Hij heeft de botsing tussen de ongerepte en ontoegankelijke natuur en de toegankelijke, maar kunstmatige wereld van de mens onverbiddelijk vastgelegd op een manier die ook weer, door zijn ordenende, analytische manier van kijken, typisch die van een mens is.

Dat leidt tot een foto waarin de driedimensionaliteit van het afgebeelde voortdurend botst met het platte vlak van de foto zelf – tot een foto van een tweesprong die in het hoofd van de beschouwer een heel andere tweesprong oplevert, die onbehaaglijk, ja, bijna onverdraaglijk is. Links, heel in de verte, zie je een auto wegrijden. Ook al is hier verder geen verkeer, toch zou ik het liefst maken dat ik zo snel mogelijk van dat kruispunt af kwam. Dat is de verdienste van de fotograaf: om dit soort plekken op te zoeken, en dan niet weg te lopen, maar rustig te blijven staan en dan je camera te pakken.

 
(Frits van der Waa)